PA-sondes resp. parodontometers dienen om de diepte van tandvleespockets te meten en zijn voorzien van precieze en duurzame markeringen die een optimale dieptemeting mogelijk maken. Aan de hand van de resultaten van de dieptemeting kan schade aan het parodontium of het steunweefsel van de tand worden vastgesteld, waarna een overeenkomstige behandeling kan worden gestart. PA-sondes zijn onmisbare instrumenten voor de eerste beoordeling in het kader van de Parodontale Screening Index (PSI), en verder ook voor de documentatie en opvolging van een parodontale aandoening. Met behulp van de PSI (Parodontale Screening Index) kunnen parodontale aandoeningen zoals een peri-implantitis vroegtijdig vastgesteld en gediagnosticeerd worden. Om de PSI te bepalen, wordt met behulp van een parodontale sonde de diepte van de tandvleespockets, de bloedingsneiging van het tandvlees en de ruwheid van het tandoppervlak in de tandvleespockets gemeten. Dankzij de lichte heften van de American Eagle-sondes is een exacte inschatting van de druk bij de dieptemeting van de tandvleespockets mogelijk.
Wanneer een patiënt last heeft van een tandvleesontsteking, kan dit met behulp van BOP (Bleeding on Probing) gediagnosticeerd worden. Daarbij wordt de sonde in de sulcus ingebracht. Is het tandvlees ontstoken, dan wordt er een bloeddruppel gevormd. Bij zware ontstekingen kan het ook tot hevigere bloedingen komen. Bij gezond tandvlees zal er daarentegen geen bloed te voorschijn komen.
De sondes zijn voorzien van gekleurde markeringen of uitfrezingen aan de hand waarvan men de diepte van de pockets kan aflezen. Een van de meest gebruikte parodontale sondes is de WHO-sonde (AEP WHOB). Deze heeft markeringen op 0,5 mm; 3,5 – 5,5 mm; 8,5 mm en 11,5 mm. Een kogeltje aan het uiteinde van de sonde beschermt het tandvlees tegen verwondingen. Andere veel gebruikte sondes zijn de UNC15 Rung met een schaal van 1 mm – 15 mm en de Marquis met markeringen op 3-6-9-12 mm.